Frank Kreuk voert samen met Michel Jansen het project De Groene Tulp uit. Dit gebeurt sinds 2019 op de proefvelden van Vertify in Zwaagdijk. In De Groene Tulp wordt gekeken hoe kwalitatief goede tulpen op een duurzame (emissiearme) wijze kunnen worden geteeld. Voor die goede kwaliteit worden nu nog vaak, preventief, chemische middelen gebruikt. Dat middelenpakket wordt beperkter door strengere wet- en regelgeving maar ook omdat afnemers striktere eisen stellen.
De Groene Tulp heeft de afgelopen jaren gekeken hoe telers in de praktijk met zo weinig mogelijk middelen toch een goed product op de markt kunnen brengen. Bij het onderzoek is gewerkt met de huidige standaardmiddelen maar hebben we ook gekeken naar groene en biologische alternatieven, soms afkomstig uit de akkerbouw of de vollegrondsgroenteteelt. ”Die teelten verschillen bij het bestrijden van bladschimmels niet veel van de bollenteelt, dus je hoeft niet steeds het wiel uit te vinden. Een middel tegen de agressieve aardappelziekte Phytophthora werkt bijvoorbeeld vaak ook goed tegen Botrytis (vuur) in de tulpen. En als het in de akkerbouw niet werkt, werkt het bij de bollen ook niet. Dat staat wel vast’’, zegt Vertify-onderzoeker Kreuk.
Foamcoaten goede optie
De Groene Tulp richt zich op de behandeling van bollen in de schuur, het spuiten op het veld en het gezond houden van de bodem. Ook al is het project nog niet helemaal afgerond, bollenonderzoeker Kreuk durft toch al een paar resultaten te vertellen. Zo blijkt dat foamcoaten als methode om het plantgoed te ontsmetten, een vergelijkbaar resultaat op levert als het gangbare dompelen. Bij de foamtechniek stromen de bollen door een schuimsubstantie. Hierdoor kan met veel minder middelen hetzelfde resultaat worden behaald.
Kreuk: ,,Bij het traditionele dompelen van de bollen in een kuubkist heb je snel een paar duizend liter restvloeistof. Daarnaast neemt de kuubkist zelf vloeistof op, gauw zo’n 20 tot 30 liter. Als je de machine netjes afstelt, heb je ook geen lekvloeistof en houd je de behandelruimte brandschoon. Daarbovenop kun je ook nog eens per kist een mengsel aanmaken, want niet elke cultivar is even gevoelig voor Fusarium (zuur).’’ Het onderzoek laat bovendien zien dat bij foamcoaten in plaats van dompelen de uitval van tulpen door Fusarium niet steeg.
Dosering aanpassen
Telers kunnen ook flink besparen op de dosering van hun middelen. Met de helft van de middelen is bijna eenzelfde resultaat haalbaar als met het geadviseerde gebruik van honderd procent middel. Kreuk: “Het publiek denkt weleens dat telers gemakkelijk smijten met chemische middelen, maar dat is echt niet zo. Telers gebruiken ze liever niet. Bovendien is het gewoon een kostenpost. Als je vijftig procent bespaart, afhankelijk van het tulpensoort, zal een teler dat graag doen.’’
De bollenonderzoeker ziet wel een paar nadelen aan het foamcoaten. ,,Het is altijd het beste om de bollen zo weinig mogelijk te beroeren. Voor het schuimen haal je ze uit de kuubkist om ze door het schuim te laten glijden. Dat kan ongunstig zijn voor de verspreiding van het TVX-virus, maar je moet op een gegeven moment kiezen voor de minst kwade methode. En ik denk dat dit met foamcoaten het geval is.’’
Minder spuiten
In de Groene Tulp werd niet alleen gekeken naar de bolbehandeling. Ook de bestrijding van Botrytis tulipae (vuur) in een zeer gevoelige tulpenculti¬var was onderdeel van het onderzoek. Kreuk keek daarbij naar het verschil tussen de standaardbehandeling van een weke-lijks spuitbeurt tegen Botrytis, een onbehandeld veld en alles daartussen in. Daarbij werd gebruik gemaakt van het zoge¬heten Beslissing Ondersteunend Systeem (BOS), waarbij de teler een seintje krijgt als er een vuurgevaarlijke periode met warm en vochtig weer aankomt. In de praktijk betekent dat vaak vier tot vijf bespuitingen in plaats van twaalf.
Hij stuitte daarbij op de praktijk dat telers sowieso al wekelijks spuiten tegen een andere plaaggeest, namelijk het mozaïekvirus. ,,Van dat virus weet je niet wanneer het de kop opsteekt dus rijdt de teler wekelijks met de spuit over het land. Het ligt dan voor de hand om ook middelen tegen Botrytis mee te nemen.’’
Meer opbrengst met groenbemester
In het project De Groene Tulp is ook gekeken naar het gebruik van drie soorten groenbemesters: kruisbloemigen met onder meer gele mosterd, grasachtigen met onder meer wilde haver en de mix van NLG-Holland met ongeveer twintig soorten zoals vlas, mosterd, zonnebloemen en bonen. De groenbemesters werden na de oogst van het bolgewas ge¬zaaid en drie tot vier weken voor de planttijd verhakseld. Het doel was het verhogen op lange termijn van het organische stofgehalte en het vastleggen van nutriënten. Voordeel van een hoger organisch stofgehalte is een betere vochthuishouding, een beter bodemleven en beschikbaarheid van nutriënten. In het tweede en derde jaar bleek dat de opbrengsten van de velden met groenbemesters toenamen.
Ook is er gekeken naar het gebruik van organische meststoffen zoals runderdrijfmest in plaats van kunstmest. Het nadeel van runderdrijfmest is dat de nutriënten pas vrij komen als de bodemtemperatuur boven de 9 graden is. ”De tulp moet het gewas in maart en april maken en dan is de bodem nog niet warm genoeg. Het gevolg is een schraal gewas. Als je alleen biologische bemesting gebruikt, zie je een reductie van de opbrengst met twintig procent, want de tulp haalt die groei nooit meer in. Bollen hebben dus kunstmest nodig om een¬zelfde opbrengst te genereren. En als je jaar na jaar slecht be¬mest, mergel je een bol helemaal uit.’’ Ook constateert Kreuk dat met biologische bemesting nooit helemaal duidelijk is wanneer de nutriënten vrij komen. ,,Met hoge temperaturen kun je een explosie aan voedingsstoffen krijgen.’’
Tegenvallend
Helemaal groen tulpen telen, is volgens de onderzoeker (nog) niet mogelijk. Dat komt doordat de biologische en groene middelen niet heel effectief zijn. Bij de bolbehandeling de¬den de biologische middelen bijvoorbeeld weinig voor de huidkwaliteit en bij de bestrijding van Fusarium was soms wel en soms geen effect zichtbaar. Ook bij de be¬strijding van Botrytis op het veld bleken de biologische middelen tegen te vallen. Wel werd een positief effect van laag risico mid¬delen gezien zoals meststoffen die het blad harder en dus weerbaarder maken.
Kreuk: “Voor de biologische teelt kun je dus beter niet kiezen voor ziektegevoelige cultivars. Zo doen ze het bij de aardappelen ook. Een biologische akkerbouwer kiest niet voor een Phytophthora-gevoelig Bintje. In het tulpenassortiment is er ook verschil in ziektegevoeligheid, maar de sterke cultivars zijn vaak niet of minder geschikt voor de broeierij. Dus als het middelenpakket nog verder wordt beperkt, moet er van sommige cultivars afscheid worden genomen.’’
Hogere effectiviteit
Het onderzoek De Groene Tulp, dat officieel tot eind 2022 liep, wordt de komende tijd voortgezet. Onder meer zal worden gekeken of het mogelijk is om de effectiviteit van biologische middelen te verhogen, bijvoorbeeld door een andere spuittechniek te gebruiken of door vaker of met meer water te spuiten. Daarnaast zal er aandacht worden geschonken aan de kwaliteit van de bodem en het monito¬ren van de ziektedruk van een perceel.
Hoewel er nog wel degelijk stappen kunnen worden gezet, stelt Kreuk vast dat tot nog toe de biologische middelen niet kunnen wedijveren met chemische middelen. ”Op kritieke momenten zal de bollenteelt chemie moeten kunnen inzetten én ook kunstmest blijft nodig. Er zijn al grote stappen gezet. Maar uiteindelijk moet je niet vergeten dat een bollenteler zich geen misoogst kan veroorloven. De kweker moet een garantie hebben dat de teelt goed verloopt. Biologische systemen die die garantie geven, heb ik nog niet gezien.”
Tekst: Roza van der Veer
Fotografie: René Faas
Dit artikel verscheen eerder in het magazine Groene Tulp, dat vrijdag 27 januari 2023 werd uitgereikt tijdens de Dag van de Tulp bij Vertify in Zwaagdijk.