Hieruit blijkt onder meer dat samenwerking tussen agrarische bedrijven uit verschillende sectoren een positief effect kan hebben op de bodemvruchtbaarheid en dit zowel voor de melkveehouder als voor de akkerbouwer/bollenteler geld oplevert.In het project is bijvoorbeeld gekeken naar het verbeteren van de bodemvruchtbaarheid, rantsoenen, economische positie en samenwerking in relatie tot wet- en regelgeving. “Berekeningen laten een verschuiving zien van de organische stofaanvoer van de melkveehouderij naar de akker- en tuinbouw. Hierbij wordt aangetoond dat de organische stofvoorziening op bouwland vaak verbetert door de wisselbouw met gras en de mest die daarop wordt toegediend”, zegt Pieter de Wolf, die als adviseur van Wageningen University & Research betrokken is bij het project.
Scheuren grasland
In geval van samenwerking tussen akkerbouw- of tuinbouwbedrijf en een melkveebedrijf in Noord-Holland wordt een deel van het gras van de melkveehouder meestal geroteerd met akkerbouw- en tuinbouwgewassen. Dit leidt tot een hoger aandeel kortdurend gras. Het risico van stikstofuitspoeling kan beperkt worden door de stikstofbemesting van het volggewas na het scheuren van grasland aan te passen en een vanggewas (onbemeste groenbemester) na de oogst van het volggewas te zaaien.
Naast organische stof is de bodemstructuur een belangrijk aspect van de bodemkwaliteit. Vaak wordt bij grondruil op het bedrijf van de akkerbouwer graan vervangen door gras van de melkveehouder. Een aandachtspunt hierbij is dat de grondbewerking op grasland veel intensiever (5-6 keer per jaar oogsten en meerdere keren bemesten ) is dan op percelen met graan. Het risico op bodemverdichting wordt hierbij groter.
In het project is in een bijeenkomst met de deelnemende melkveehouders gesproken over de mogelijkheden voor andere (ruw)voergewassen dan mais. Uit oogpunt van organische stofaanvoer is een mengsel van graan en vlinderbloemigen (zoals erwten en veldbonen) interessant. Het bevat veel ruw eiwit, bindt stikstof en de energiewaarde is redelijk tot goed. Wel is er aandacht nodig voor een goed inkuilproces en zijn met name vlinderbloemigen gevoelig voor aaltjes, waardoor schade kan optreden in de gewassen erna.
Economisch voordeel
Ook blijkt uit de regioanalyse dat het aangaan van een samenwerkingsverband geld kan opleveren. De ruimte voor extra melkproductie per hectare voor de melkveehouder is afhankelijk van het melkproductieniveau per koe, de jongveebezetting, de keuze voor grasland of bouwland en de fosfaattoestand van de grond.
Als gevolg van de samenwerking is er voor het akkerbouwbedrijf ook meer ruimte om gewassen te telen met een hoger saldo. In een rekenvoorbeeld van een nieuwe samenwerking ruilt een akkerbouwer 20 hectare grasland (voorheen graan) voor 12 hectare pootaardappelen. Hierdoor stijgt het saldo per hectare met bijna 50 procent en loopt het voordeel voor de akkerbouwer op met 74.000 euro.
Bouwplansaldo | Voorbeeld ‘nieuwe samenwerking’ | ||
Voor | Na | Verschil | |
Totaal (euro) | 263.000 | 338.000 | + 74.000 |
Gemiddeld (euro/ha) | 4.400 | 6.500 | +48% |
Volgende stap
“De kern van dit traject is het optimaliseren van het gezamenlijk grondgebruik tussen verschillende sectoren. Hoe organiseer je dit? En hoe ga je om met de verschillende belangen en wet- en regelgeving? In een mogelijk vervolgproject willen we hier dieper op ingaan, om een volgende stap te maken naar duurzame samenwerkingsverbanden”, besluit Pieter de Wolf.