Hoe kun je planten weerbaar telen zonder gebruik van chemische middelen met goede bescherming tegen schimmels, plagen of virusbesmettingen? Een lastige vraag waar Marcel de Goede van De Goede Bloembollen uit Breezand zich al enkele jaren over buigt. “We hebben hier 5 hectare tulpen staan en 45 hectare blauwe druifjes en chionodoxa en in de Noordoostpolder telen we ook nog irissen. Op eigen land doen we nu een proef met anemonen; een bloem die relatief veel middelen nodig heeft. We gebruiken al veel minder dan voorheen, maar helemaal zonder kan echt nog niet. Op een paar proefbedden werken we nu met biologische middelen tegen schimmels en de vorming van sporen. Dit is pas het eerste jaar dat we dit doen; het is afwachten wat de resultaten gaan worden.’’
Grondmonsters onderzoeken
De inzet van gewasbeschermingsmiddelen geeft bollentelers een gevoel van zekerheid. Ziekten en plagen krijgen immers minder kans om oogsten te laten mislukken. Bij het gebruik van alternatieve middelen is het nog zoeken naar dat vertrouwen. Dat wordt nog eens versterkt doordat resultaten van proeven niet altijd consistent zijn. Marcel: “Bijvoorbeeld bij irissen is pythium een gevreesde schimmel die veel kwaad kan doen. Op het proefveld van Fieldlab Bol in Sint Maartensbrug hebben we dit jaar voor het tweede jaar een bed met irissen geteeld zonder chemie. De irissen doen het iets beter dan vorig jaar maar geweldig is het nog niet. Het gekke is: deze soort telen we in de Noordoostpolder. En daar lukt het prima om zonder chemie te telen. Hoe dat kan? Tja, dat is de grote vraag. De grond is daar wat zwaarder en pythium is een schimmel die zich goed voelt in losse grond. Dat kan een verklaring zijn. Misschien moeten we grondmonsters gaan onderzoeken.’’
Gewassen vitaler maken
Ook bij Teeuwen & Zn in Breezand zoeken ze naar het vertrouwen dat kwalitatief goede opbrengsten mogelijk zijn zonder chemische middelen. In de bodem gebruikt Teeuwen al geen chemie meer. “Die stap hebben we een paar jaar geleden gemaakt,” vertelt Mark Teeuwen. “Wij streven ernaar de bodem op een natuurlijke manier vitaal te houden. Onder meer door het toevoegen van goede schimmels aan de bodem waardoor foute schimmels geen kans meer krijgen. Daarnaast moeten we plagen als luizen en virussen bestrijden. We hebben op ons land een proefbed aangelegd met zantedeschia’s waarbij we de grenzen opzoeken van wat kan met alternatieve bestrijdingsmethoden.
“Op dit proefveld zijn we gestopt met preventief spuiten en testen we met biologische middelen. Onderzoekers van Vertify monitoren in hoeverre dit van invloed is op de weerbaarheid van de gewassen. Het stemt hoopvol dat het viruspercentage in alle proefvelden op nul bleef. Daarentegen was de vitaliteit minder. We gaan de proef nu herhalen en kijken hoe we op een andere manier de gewassen vitaler kunnen maken. Daarbij leggen we twee proefbedden naast elkaar: de ene behandelen we exact gelijk aan het schema van het eerste seizoen en op de andere planten we twee soorten die volgens het nieuwe schema behandeld gaan worden. Zo hopen we meer informatie te krijgen.’’
Leuke resultaten
Bloembollenbedrijf Gebroeders Hulsebosch in Schagerbrug voert eveneens proeven uit in samenwerking met Vertify. Nick Hulsebosch ziet dat er vooruitgang wordt geboekt bij het chemievrij bestrijden van luizen bij de teelt van lelies. “Wij zijn nu voor het tweede jaar bezig met een spuitproef waarbij we een filmlaagje met alleen minerale olie over het blad van de lelies leggen, dus zonder de gebruikelijke toevoegingen van bestrijdingsmiddelen tegen luis. Het eerste jaar kwamen daar leuke resultaten uit. Er zat niet meer luis in de lelies dan op de planten die we op de gangbare manier hadden behandeld. En aan de bollen hebben we geen verschil in grootte kunnen ontdekken.”
Bollentelers hebben behoefte aan zekerheid en voorspelbaarheid. Uitzoeken of een alternatieve aanpak werkt, gaat gepaard met onzekerheid. Marcel de Goede ziet in dit verband een verschil met de jonge generatie telers. “Wij oudere kwekers zijn eerder geneigd om terug te grijpen op het vertrouwde. Het is moeilijk om dat los te laten. Als het slecht weer wordt, behandel ik mijn gewas preventief tegen vuur. Dat geeft mij meer rust en zekerheid.” Voor Marcel is dat ook een van de redenen geweest om mee te doen aan Fieldlab Bol. “In het Fieldlab kunnen we ervaringen delen en met elkaar ontdekken wat er wel en niet kan met de middelen die nog beschikbaar zijn. Op die manier willen we vertrouwen krijgen in de biologische technieken. Zoiets in je eentje uitvogelen is toch lastiger.’’
Ook adviseurs moeten rol pakken
Nick Hulsebosch ziet bij het verduurzamen van de bollenteelt ook een rol weggelegd voor de adviseurs die hun middelen promoten. “Bollenbedrijven worden regelmatig bezocht door adviseurs die hun targets moeten halen voor de verkoop van chemische middelen. Bij dergelijke bezoeken presenteren ze schema’s die laten zien dat je elke week een middel tegen luis moet spuiten, een middel tegen vuur en ga zo maar door. Veel loonbedrijven en contracttelers spelen op safe en gaan daarin mee. Als we als bollensector echt iets willen veranderen, zullen ook de adviseurs hun rol moeten pakken.’’
Hoewel de bollenteelt met minder chemische middelen moet en kan, spreekt Nick wel de hoop uit dat er voldoende middelen beschikbaar blijven. “Niet om preventief in te zetten, maar om te kunnen ingrijpen als dat echt nodig is. Sommige plagen zijn ongrijpbaar. Er zijn nu al problemen doordat middelen van de markt zijn gehaald. We kunnen als sector niet zo snel schakelen als de overheid verlangt. We hebben met veel omstandigheden te maken die ieder jaar variëren. Daarbij is het klimaat onvoorspelbaar geworden. Een deel van onze lelies is afgelopen winter afgevroren door de vorst. En wat dacht je van het natte voorjaar, wat weer totaal andere problemen oplevert? Als sector zetten we stappen vooruit. Maar er hoeft maar iets tegen te zitten en je zet zo weer een paar stappen achteruit.’’
Jeugdig enthousiasme
De noodzaak om met veel minder middelen te gaan werken, stelt de Nederlandse bollensector voor een grote uitdaging. Marcel de Goede beaamt dat het niet gemakkelijk zal zijn, maar hij heeft er alle vertrouwen in dat het uiteindelijk goed komt. “Toen ik het bedrijf van mijn vader overnam, zei hij: “Jongen, weet waar je aan begint”. Nu zeg ik hetzelfde tegen mijn jongens. En net als ik destijds, pakken zij de huidige uitdagingen met jeugdig enthousiasme op. Dat stemt hoopvol.’’
Bijschrift headerfoto: Mark Teeuwen, Marcel de Goede en Nick Hulsebosch.