De velden rond het bloembollenbedrijf M.C. Zonneveld in Julianadorp staan vol met tulpen, hyacinten, krokussen, narcissen en lelies. De zandgronden en het zeeklimaat zijn gunstig voor de kwaliteit van de producten. Maar behalve de grond is er nog een essentieel ingrediënt waar bollenteelt niet zonder kan: water. Tulpen bijvoorbeeld bloeien in het voorjaar. Dit najaar was uitzonderlijk nat, maar gemiddeld moeten tulpen drie keer worden beregend met dertien liter per vierkante meter. Lelies groeien in de zomer en moeten dan ook vaker worden beregend: gemiddeld een keer of zes met vijftien liter per vierkante meter. In totaal heeft M.C. Zonneveld zo’n 50 hectare bollen, dus in een seizoen gaat er heel wat water over het land. “Het streven is het waterverbruik te verlagen en uiteindelijk te halveren,” zegt Peter Zonneveld, die samen met zijn broer Kees eigenaar is van het bedrijf. “Dat is nodig omdat langere droge periodes steeds waarschijnlijker worden door klimaatverandering.”
Proef met druppelirrigatie
Drie jaar geleden begon M.C. Zonneveld een proef met druppelirrigatie. Bij deze proef, die nu onderdeel is van Fieldlab Bol, worden met zogeheten drips – plastic slangen met heel veel kleine gaatjes die worden ingegraven in de bodem – water en voeding aan de plant gegeven. “Die slangen druppelen elke paar uur 2 tot 3 mm water. Het water komt rechtstreeks bij de wortels en daardoor heb je minder verdamping. Verder komen de voedingsstoffen direct op de juiste plek en het gewas zelf wordt niet nat, waardoor het risico op bladverbranding en schimmels aanzienlijk afneemt. Ook krijgen plagen minder kans. Een nadeel van beregenen is namelijk dat we de minerale oliefilm van de bladeren afspoelen, die we juist op het blad leggen om luizen te bestrijden.’
Dit teeltseizoen zijn er voor het eerst sensoren geplaatst, onder andere voor het monitoren van de vochthuishouding, grondtemperatuur en temperatuur tussen het gewas. “Met de data kunnen we makkelijker de optimale vochttoestand van de bodem bepalen. En het scheelt in tijd. Ik hoef niet meer telkens naar het land om ergens een gat te spitten om te controleren hoe nat de grond is bij het wortelgestel. Op mijn smartphone zie ik hoe het veld erbij staat.” Een mooie ontwikkeling, vindt Zonneveld, al is het ook nog wennen. “Telers van mijn generatie doen veel op hun gevoel. Mijn zoon Chad is meer van de data. Hij is echt een nieuwe generatie teler.’’
Behoorlijk arbeidsintensief
Eén aspect van druppelirrigatie valt Zonneveld tegen: het is behoorlijk arbeidsintensief. Niet alleen is het nodig om de slangen ieder jaar (in de tulpen) of elke twee jaar (in de lelies) op te graven en te vernieuwen, ook lekkages vragen veel tijd en zorgen voor ergernis. “Hazen graven in de grond en beschadigen daarbij de slangen. Of scholeksters pikken in de leidingen op zoek naar water. Het is een bekend probleem; we waren vooraf hiervoor gewaarschuwd. Daarom hebben we al dikkere leidingen gebruikt. Maar ook dat blijkt geen afdoende oplossing. Binnen het Fieldlab Bol praten we hier regelmatig over. Helaas weet voorlopig nog niemand wat de oplossing moet zijn.’’
Vooral het vinden van de lekkages kost veel tijd, vertelt de bollenteler uit Julianadorp. “De sensoren geven wel aan dat er water weglekt. Maar onze percelen zijn honderden meters lang. Probeer dan maar eens te vinden waar precies het gaatje zit. Als het aan de bovenkant zit, zie je water omhoog komen. Maar meestal zit het aan de onder- of zijkant en sijpelt het water de grond in. Je moet dan hele stukken inspecteren om het lek te vinden. Liefst snel, want op de plek van de lekkage wordt de grond kletsnat en verzuipen de bollen, terwijl de bollen daarachter geen water krijgen.”
Uitwisselen van informatie
Zonneveld bewatert nu anderhalve hectare met druppelirrigatie en dat is voorlopig genoeg. “De rest blijven we nog even op de gebruikelijke manier beregenen.’’ Waterkwaliteit maakt volgens Zonneveld geen deel uit van het Fieldlab Bol-onderzoek. “Wel onderzoeken we wat de optimale hoeveelheid water voor de bollen moet zijn. Daarover is nog weinig bekend. Ook onderzoeken we met Vertify of we bij gebruik van de drip minder meststoffen nodig hebben. En zo ja, hoeveel.’’
De meerwaarde van deelname aan Fieldlab Bol zit hem wat Zonneveld betreft vooral in het contact binnen het project met andere bollentelers. “We kunnen veel van elkaar leren. Iedereen weet wel iets en samen komen we verder.” Bij de vergaderingen is meestal zoon Chad aanwezig. “Het is goed dat de jonge generatie actief aan de slag gaat met vernieuwingen. Als bollensector hebben we te maken met allerlei nieuwe regels op het gebied van duurzaamheid. Dat is prima, zolang de kwaliteit van het product maar voorop blijft staan. De consument wil immers wel een mooie bloem.’’