Om meer inzicht te krijgen in de organische stofbalans van zijn huurpercelen besloot de groenteteler mee te doen aan het project. Hij teelt onder meer sla en bleekselderij en huurt percelen van akkerbouwers, bollentelers en melkveehouders om zijn gewassen op te telen. “Je doet je best om de bodemconditie op peil te houden, maar dat werd steeds moeilijker. In het project maak je inzichtelijk wie de haler is van organische stof en aan de andere kant wie organische stof op het land brengt. Dit helpt om samen een goede strategie uit te zetten.
Basis voor goede gewasproductie
Wim van Dijk van Wageningen University & Research adviseert de deelnemende bedrijven op het gebied van bodemvruchtbaarheid. “Een gezonde bodem is de basis voor een goede gewasproductie. Het organische stofgehalte speelt hierin een belangrijke rol. We hebben de samenwerkingsverbanden onder meer geholpen met het opstellen van een organische stofbalans, waarbij de aan- en afvoer van organische stof gelijk aan elkaar moet zijn”, vertelt hij.
Groenteteler Bak werkt nu met compost en digestaat, deels als vervanger van kunstmest. “Op deze manier willen we het organische stofgehalte op peil houden. Kali strooien en fosfaatbemesting doen we niet meer. Op korte termijn haal ik hier ook financieel voordeel uit, omdat ik geen geld hoef uit te geven aan kunstmest. Op de langere termijn hoop ik dat het organische stofgehalte in de bodem stijgt.”
Verbeteren bodemvruchtbaarheid
Een samenwerkingsverband bestaat meestal uit een akkerbouwer/groenteteler en melkveehouder. Gras wordt geteeld door de melkveehouder en vervolgens verhuurd aan de akkerbouwer, die na het scheuren hier pootgoederen op teelt. Anderzijds krijgt de melkveehouder meer grond van de akkerbouwer, waardoor hij meer grondgebonden groei kan realiseren. “Een groot aandachtspunt bij het organiseren van grondruil is het verbeteren en/of peil houden van de bodemvruchtbaarheid”, zegt Van Dijk.
“In Noord-Holland hebben akkerbouwers liever gras dan mais op hun bedrijf. Het gevolg is dat bij veel samenwerkingsverbanden het aandeel blijven grasland sterk is afgenomen. Het organische stofgehalte van blijvend grasland is hoger dan kortdurend grasland, wat bevorderlijk is voor de bodemvruchtbaarheid en bodembiodiversiteit. Daarom is het van belang om te kijken op welke manier je zoveel mogelijk blijvend grasland kan inbouwen in het bouwplan. Als er op een melkveebedrijf meerdere bouwlandgewassen worden geteeld kan een samenwerkingsverband er bijvoorbeeld voor kiezen om na het scheuren van grasland de bouwlandgewassen achter elkaar te telen en niet voor elk bouwlandgewas gras te scheuren.”
“Eén van de deelnemers heeft een rotatie van drie jaar gras gevolgd door een bouwlandperiode met achtereenvolgens tulp, mais en pootaardappelen. Melkveehouders hoeven op deze manier minder vaak te scheuren, waardoor ze kosten besparen en er resteert meer blijvend grasland. Bij het scheuren van grasland komt veel stikstof vrij. Hier moet je de stikstofbemesting op aanpassen. Door de grasperiode kort te houden (max 3-4 jaar) is de hoeveelheid stikstof die vrijkomt redelijk goed te beheersen, mits de stikstofbemesting van het volggewas is aangepast.”
Aaltjesprobleem
Sommige gewassen zoals pootgoed en bloembollen zijn gevoelig voor bepaalde aaltjes die ook op gras en mais zich kunnen vermeerderen. Dit is een bekend probleem, wat speelt bij meerdere samenwerkingsverbanden in het gebied. Van Dijk: “In sommige samenwerkingsverbanden is er wel sprake van 3 of 4 verschillende partijen, die grond met elkaar ruilen. Grondgebruikers rijden van het ene perceel naar het andere met hun machines, waar mogelijk besmette grond aanhangt. Dat levert misschien voor de teler in kwestie geen probleem op, maar mogelijk wel voor andere gebruikers van hetzelfde perceel. Belangrijk is om hier goede afspraken over te maken en in de gaten te houden of er aaltjes aanwezig zijn op de percelen. Houd ook de juiste teeltfrequentie en gewasvolgorde aan, zodat vermeerdering van aaltjes wordt voorkomen.”
“In een samenwerkingsverband vindt eigenlijk een herverdeling van organische stof plaats. Het organische stofgehalte van bouwland stijgt, terwijl deze van grasland daalt door meer tijdelijk grasland. Anderzijds willen we graag zoveel mogelijk blijvend grasland houden. Hierboven is aangegeven hoe dat kan. Het is de uitdaging om binnen een samenwerkingsverband hierover tot goede afspraken te komen. Dat is zowel goed voor de portemonnee van de ondernemers als voor het milieu.”